Feedback vanuit docenten is de meest vanzelfsprekende vorm: de beoordelingen en feedback die je ontvangt op je prestaties en inzet. Daarnaast wordt ook vaak aan studenten gevraagd om feedback te geven, bijvoorbeeld op de onderwijskwaliteit of op een opdracht van een medestudent. Maar hoe geef je effectieve en constructieve feedback?
Als je wilt dat de ontvanger van je feedback er echt iets aan heeft, is het cruciaal om constructieve en doelgerichte feedback te geven. Dit is zeker complex; feedback geven is een vaardigheid die je je eigen moet maken.
Bij het geven van feedback kun je jezelf altijd de vraag stellen: wat voor commentaar zou voor jou bruikbaar zijn? Geef bovendien alleen feedback die je zelf ook zou willen ontvangen en verplaats je dan ook in de positie van de docent of medestudent. Om een voorbeeld te geven: docenten lezen een UvA Q rapport als eerste, beschrijf je feedback daarom alsof je met de docent praat in plaats van over een docent.
Filius (2019) beschrijft de vijf gouden regels voor het formuleren van gebalanceerde en bruikbare feedback:
Van Popta et al. beschreven in 2017 de volgende stappen om je aan te houden als je je feedback verwoordt, of dit nu mondeling of schriftelijk is: