
Het onderzoeksrapport benoemt zes domeinen waar verder onderzoek zich op kan richten en de bronnen die hierbij kunnen worden geraadpleegd. Daarnaast adviseert het NIOD over de manier waarop de UvA haar gemeenschap bij vervolgonderzoek kan betrekken. Dit vormt de basis voor het hoofdonderzoek, dat naar verwachting twee jaar in beslag zal gaan nemen.
Het rapport schetst zes mogelijke lijnen voor historisch vervolgonderzoek. Met deze focus kan de UvA haar koloniale verbanden systematisch en diepgaand in kaart brengen en vergelijken met andere Nederlandse universiteiten,
Het is lastig om te achterhalen of geld, toegewezen aan het Athenaeum Illustre en later de UvA, door het stadsbestuur van Amsterdam een koloniale herkomst had. Daarom adviseert het rapport ook andere financiële stromen te onderzoeken, bijvoorbeeld de instelling van bijzondere leerstoelen en de banden met bedrijven die in de koloniën actief waren.
Vanaf 1877 had de UvA de expliciete ambitie om de koloniën in haar onderwijs op te nemen. Daardoor gingen meerdere faculteiten zich bezighouden met koloniale wetenschap. Vervolgonderzoek kan uitwijzen hoe uitgebreid die betrokkenheid was en wat dit betekende voor de positie van de UvA in vergelijking met andere Nederlandse universiteiten.
De UvA bezit verschillende collecties met koloniaal erfgoed, waaronder die van het Allard Pierson Museum, Museum Vrolik en het Zoologisch Museum. Het rapport adviseert de UvA haar onderzoek te richten op de koloniale betekenis van deze collecties voor het onderwijs en hoe dit erfgoed bijdroeg aan academische kennisvorming.
Veel gebouwen van de UvA hadden aanvankelijk banden met koloniale activiteiten, maar voor zover nu bekend liet geen van de voormalige eigenaren met koloniale connecties hun gebouw na aan de universiteit. Het was vaak de gemeente die gebouwen toewees aan de universiteit. De UvA kan vervolgonderzoek doen naar de manier waarop gebruik of de decoratie verband hield met de koloniën.
Het rapport adviseert te onderzoeken hoe de banden met kolonialisme en slavernij weerspiegeld werden door de academische gemeenschap. Niet alleen door te kijken naar aantallen studenten en staf uit de koloniën, maar ook door te onderzoeken hoe de academische gemeenschap omging met slavernij en kolonialisme en de erfenis daarvan, bijvoorbeeld in proefschriften en studententijdschriften.
Het rapport adviseert om te onderzoeken hoe het Athenaeum en de UvA hun koloniale connecties hebben ingezet om hun publieke profiel te versterken, en zich daarbij te onderscheiden van concurrenten. Daarbij wordt benadrukt ook oog te hebben voor kritische en antikoloniale reacties binnen de UvA-gemeenschap en in de koloniën.
Het tweede deel van het onderzoek, het hoofdonderzoek, bestaat uit twee delen:
Een nog aan te stellen kerngroep gaat dit verder vormgeven. De leden van deze kerngroep zullen via een open UvA-call worden geworven. Het hoofdonderzoek zal naar verwachting ongeveer twee jaar in beslag nemen.
Het rapport met de resultaten van het vooronderzoek is op 7 november officieel overhandigd aan het College van Bestuur. Studenten en medewerkers konden deze presentatie bijwonen.